David Hielkema
05-12-1989
Amsterdam
Een sinterklaascadeau(tje)
In 1989 op sinterklaasavond werd ik geboren in Amsterdam. Ik was het eerste kind van mijn ouders. Al snel volgde de tweede, Camiel. Mijn broertje werd na acht maanden ziek, een hersenweefselontsteking, en het appartement op twee hoog aan de Amsteldijk werd ingeruild voor een vrijstaand huis in het pittoreske dorpje Twisk. Het Oosterpark werden weilanden, Nikes werden klompjes en Amsterdams werd West-Fries.
Er volgden meer broertjes, het huis werd te klein en Twisk ook. Een gehandicapt kind op een normale basisschool in een klein dorp: het was te mooi om waar te zijn. In Hoorn was Camiel welkom op de montessorischool. Voor vijf maanden dan, want toen hadden ze er genoeg van. Een rondje langs andere scholen bracht ons op een Jenaplanschool. Hier waren wij echt welkom. Veni, Vidi, Vici. Met mijn elf jaar kon ik binnen zes maanden naar mijn derde basisschool. Dat Vidi ging wel dan wel weer moeilijk, want ook deze school vertelde op ons een zeker moment dat Camiel kon vertrekken. Een rechtszaak, veel pijn, veel verdriet, maar uiteindelijk winst. Toch Vici.
Mijn vijfde en laatste broertje werd geboren en Wilfried kwam er bij, mijn 12-jarige pleegbroer uit Ivoorkust. Mijn etniciteit is weliswaar weinig divers, maar ik ben wel de enige persoon in Nederland met zes broers van wie een geadopteerd en een in een rolstoel. Havo haalde ik met een paar stoten. Ik maakte me op voor de school voor journalistiek, deed de toelatingsexamens, maar het kwam te vroeg. Tegelijkertijd vond er een pijnlijke scheiding tussen mijn ouders plaats. Ik vertrok voor een jaar naar Australië.
Voetbal zit in mijn bloed
Teruggekomen besloot ik dat ik meer van de wereld wilde zien, maar niet als de typische backpacker. Ik wilde ervaren, begrijpen en leren. Onderzoekend wilde ik onze wereld begrijpen. En dan vooral Zuid-Amerika. Met de duim omhoog van Amsterdam naar Portugal, waar ik in de havens aanklopte bij zeilbootjes met de vraag of ze nog mensen zochten om de overtocht te maken. Maanden van een zoektocht volgde, maar de aanhouder won en met twee Zweden vertrok ik richting Venezuela. Dertig stille dagen op de Atlantische Oceaan, waar ik nergens heen kon, maar waar ik mij vrijer voelde dan ooit. Mijn eenentwintigste verjaardag, met dolfijnen langs de boot en golven er tegen aan, was meer dan memorabel. De rust van de oceaan bracht rust in mij.
Venezuela leerde me Spaans, want er was geen Westerse toerist te bekennen. Venezuela leerde me ook hoe dubieus of arbitrair journalistiek kan zijn. Chávez was toen nog aan de macht, en alles wat ik had gelezen over Venezuela bleek in de realiteit een stuk genuanceerder. Dat maakte mijzelf juist weer een stuk ongenuanceerder, maar daarover zo meer.
Vanuit Venezuela liftte ik naar Brazilië, zonder de hoogtepunten te zien. Geen watervallen, geen stranden, wel de gewone mens. Uit nood moest ik naar Rio de Janeiro, maar de nood werd een zegen. Ik werd verliefd in Rio. Of op Rio. Allebei eigenlijk. Om wat geld te verdienen gaf ik ’s avonds als docent Engels les aan studenten in een Braziliaanse kerk. Overdag stond ik in de ‘gevaarlijke’ favela Bangu op het veld. Hier gaf ik jongens tussen de 8 en 14 jaar voetballes, met als uiteindelijk doel om hen te binden aan een onderwijsprogramma. Voetbal verbindt, het is een teamsport en een levenslange passie. Nog steeds voetbal ik elke week met die passie.
Vanaf mijn 15de, na Australië en tussen mijn reizen in heb ik altijd gewerkt, in de horeca en als schoonmaker bij BHS Schoonmaak. Ook na Zuid-Amerika kon ik via dit bedrijf direct weer aan de slag. Of ik even de supervisie voor de algemene schoonmaak van het Conservatorium Hotel wilde opzetten en regelen? Zo stond ik na een blootvoets bestaan in Colombia binnen twee weken in een strak pak in één van Nederlands meest prestigieuze hotels. Als 22-jarige had ik een team van vijftig mensen onder mij. Jong en oud, van verschillende nationaliteiten. Ik genoot, ik ontwikkelde me, ik gooide mijn hart en ziel in de missie.
Het Parool
Toch besloot ik dat het tijd werd om een studie te gaan volgen. Het werd niet journalistiek, ook al was de droom om journalist te worden nog steeds daar, maar ik had diepgang nodig. Onderbouwing. Ik was nog steeds boos op de wereld vanwege het onrecht, maar ik kon niet begrijpen waarom het onrecht er was. Culturele antropologie kon mij relativeringsvermogen brengen. Enige obstakel? Ik had Havo gedaan en ik moest mijn colloquium doctum halen.
Na vier jaar weg uit het Nederlandse schoolsysteem te zijn geweest haalde ik mijn vwo-examens wiskunde, geschiedenis, Nederland en Engels, terwijl ik ook fulltime werkte. Eitje. Hoe het Conservatorium Hotel reageerde op mijn vertrek? Ik werd employee van het jaar.
Culturele antropologie bracht mij wat ik nodig had: kritische vragen stellen en dit wetenschappelijk beantwoorden. Mijn ongenuanceerde boosheid werd genuanceerde kritiek. En het bracht mij meer: visuele antropologie. In mijn laatste jaar kreeg ik de kans om te studeren bij het Documentaire Instituut Amsterdam. Documentaires maken, en natuurlijk speelde Camiel in mijn eerste film een centrale rol. Ik maakte nog een documentaire en ook tijdens mijn laatste reis had ik de camera meer dan eens in de hand. De journalist in mij kwam weer tot leven.
Als 14-jarig jongetje, idolaat van voetbal, kon ik mijn taalgevoel in de praktijk brengen bij de redactie van uithaal.nl. Van schrijver tot eindredacteur. Die functies heb ik acht jaar mogen bekleden. Tijdens mijn reizen heb ik ook altijd geschreven. Van politiek gekleurde berichten uit Venezuela, een rapportage over kinderen uit de favelas in Brazilië tot het vertellen over de uitdagingen tijdens het rijden van Nederland naar India. Want rijden naar India en weer terug is wat ik het laatste jaar heb gedaan. Samen met mijn, inmiddels, ex-vriendin op en neer, door vele landen, onderzoek doen naar de werkelijkheid. Van waarheden zijn er meer, maar er is maar één werkelijkheid. En ik nam foto’s, bewerkte deze en wist er een groot publiek mee te bereiken.
In 2018 meldde ik mij aan voor de master journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Aangenomen en wel mocht ik na een half jaar kiezen waar ik stage wilde lopen, en zo zette ik begin 2019 mijn eerste stappen bij Het Parool. Na drie maanden stagiair verslaggever bleef ik in de zomer ook als verslaggever en daarna, terwijl ik mijn studie aan het afronden was, als redacteur. Een jaar nadat ik de eerste stappen bij de krant zette, mijn studie bijna afgerond – dat gebeurde in mei – begon ik officieel als coördinator van Het Hoogste Woord, de opiniepaginas’s van de krant. Een lange tocht met omwegen, maar waar heel veel samenkomt.